dinsdag 2 april 2019

Resultaten pilot Impactonderzoek

Fonds 21 vindt het belangrijk om inzicht te hebben in de maatschappelijke impact die wordt gecreëerd met het financieel ondersteunen van projecten binnen de pijler Jongeren & Maatschappij. In 2017 is daarom het initiatief genomen tot een pilot om te onderzoeken in hoeverre door Fonds 21 gesteunde projecten in het thema Omgaan met Geld leiden tot verandering in het leven van deelnemende jongeren. Naast het vergroten van zicht op werkzame elementen in projecten, was het doel om gezamenlijk met projecten te leren over de mogelijkheden van effectonderzoek en meer zicht te krijgen op de rol die Fonds 21 hierin kan spelen. Voor de uitvoering van het onderzoek werkten we samen met onderzoeksbureau Sinzer en vijf organisaties die met een bijdrage van ons fonds projecten uitvoeren om financieel gezond gedrag onder jongeren te stimuleren. Deze project­en onderscheidden zich van elkaar op basis van een aantal kenmerken, zoals de doelgroep waarop zij zich richten, de duur en intensiteit van het project en een focus op hard of soft skills.

Onderzoeksopzet

De hoofdvraag van het onderzoek luidde:

 

In hoeverre is er sprake van een gat in financieel inzicht en gedrag onder jongeren tussen 12 en 30 jaar, wat voor profiel(en) hebben deze jongeren, en in hoeverre helpen de educatieve projecten dit inzicht te verbeteren en zo een bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van jongeren aan de samenleving?

 

Op basis van deskresearch en in samenspraak met het Nibud, Sinzer en de betrokken projectorganisaties is een vragenlijst opgesteld die de basis vormt van het onderzoek. Binnen elk project zijn een aantal klassen geselecteerd waarvan de leerlingen is gevraagd de vragenlijst voor en vier weken na deelname aan het project in te vullen. De steekproef waarop het onder­zoek is gebaseerd bestaat uit 993 jongeren tussen de 12 en 30 jaar.

Resultaten en bevindingen

De resultaten van het onderzoek geven interessante inzichten in financiële vaardigheden en educatie aan jongeren. Allereerst is er een nulmeting uitgevoerd. Daaruit blijkt onder meer dat minderjarigen zichzelf overschatten in hoe goed ze met geld kunnen omgaan. Ook geven veel jongeren aan het belang van sparen in te zien maar moeite lijken te hebben dit te vertalen naar actief spaargedrag. Uit de nulmeting blijkt tevens dat jongeren gevoelig zijn voor (negatieve) omgevingsinvloeden en komt naar voren dat ouders een bijzonder belangrijke rol spelen in de omgang van jongeren met geld.

 

Door financiële inzichten en vaardigheden in de nulmeting te vergelijken met de nameting is het mogelijk om effecten van de projecten in beeld te brengen. De belangrijkste inzichten in de effecten zijn:

 

1. Ouderlijke betrokkenheid is cruciaal voor de financiële ontwikkeling van jongeren

 

Misschien wel het belangrijkste inzicht van het onderzoek is de centrale rol die ouders spelen in de financiële ontwikkeling van hun kinderen. Belangrijk is niet alleen dat het deel uitmaakt van hun opvoeding, maar ook dat jongeren met hun ouders een gesprek kunnen voeren over geld. Het onderzoek toont aan dat deze jongeren bijvoorbeeld meer sparen, maar ook dat deze jongeren een grotere sprong maken in financiële geletterdheid door deelname aan de projecten dan jongeren die niet bij hun ouders terecht kunnen. 

 

2. Projectduur en intensiteit zijn bepalend voor effectiviteit

 

Veel projecten trachten met veelal kortlopende interventies (gemiddeld een aantal lessen over een aantal weken) een lacune in het standaard schoolcurriculum te vullen. Dit leidt tot veelzijdige maar ook kleine effecten. Hierdoor is het onrealistisch om significante gedragsveranderingen bij jongeren te verwachten.

 

3. Buitenschoolse projecten lijken effectiever dan projecten tijdens lesuren

 

Dit verschil hangt hoogstwaarschijnlijk samen met de motivatie die jongeren hebben om deel te nemen aan de projecten. Deelname aan buitenschoolse projecten is voor jongeren meestal op vrijwillige basis terwijl projecten in de klas verplicht zijn. Daarnaast is door de buitenschoolse opzet de schaal van deze projecten vaak kleiner en persoonlijker, want het vereist dat jongeren op individuele basis moeten worden geworven. Tot slot richten projecten binnen de lesuren zich vaak op de algemene jongerenpopulatie terwijl buitenschoolse projecten zich meer richten op jongeren met een specifiek risicoprofiel. Deze duidelijke afbakening maakt dat deze projecten hun lesmateriaal en methodiek persoonlijker kunnen maken en meer toegespitst op de behoeften van een bepaalde groep jongeren.

Wat kan Fonds 21 met de uitkomsten van het onderzoek?

Voor een deel vergroot het onderzoek voor Fonds 21 het inzicht in de manier waarop jongeren met geld omgaan en hoe financieel gezond gedrag onder jongeren gestimuleerd kan worden. Maar voor een aanzienlijk deel gaat het ook om een bevestiging van een bestaand beeld. De bevindingen leiden voor ons daarmee niet direct tot grote beleidswijzigingen. Zo blijft Fonds 21 bijvoorbeeld ook binnenschoolse projecten steunen, omdat via scholen de meeste jongeren te bereiken zijn, onder wie de groep die van huis uit weinig financiële vaardigheden meekrijgt.

 

De pilot heeft ons een concreet beeld gegeven van wat er komt kijken bij een dergelijke gezamenlijke uitvoer van een effectstudie. Deze gezamenlijke opzet heeft voordelen, zoals de mogelijkheid om van elkaar te leren door de vergelijking die tussen de verschillende methoden op effect wordt gemaakt. Er zijn echter ook nadelen: een gezamenlijke opzet beperkt de ruimte voor maatwerk, iets waar deelnemende organisaties wel behoefte aan hebben. Een vragenlijst die is opgezet om bij vijf verschillende projecten relevante informatie op te halen, biedt weinig mogelijkheden om de diepte in te gaan. Hierdoor zijn de bevindingen van de onderzoekspilot niet voor ieder project voldoende specifiek.

 

Fonds 21 heeft besloten om niet verder door te gaan met impactonderzoek in deze vorm. Omdat we wel geloven in de meerwaarde van effectonderzoek, blijven we onderzoek onder projectorganisaties stimuleren. Aanvragende organisaties kunnen de kosten voor impactonderzoek (naar redelijkheid) opvoeren op hun begroting.

 

Het volledige onderzoeksrapport vindt u hier.